Onze school draagt de naam van de heilige Sint Nicolaas en dat is geen toeval. St. Nicolaas is zowel de beschermheilige van schippers als van kinderen.

Onze school kent namelijk al een lange geschiedenis. Na omzwervingen langs verschillende plaatsen, werd de Sint Nicolaasschool in 1955 opnieuw opgericht in Nijmegen door de broeders van Maastricht. Het belangrijkste doel van deze onderwijscongregatie was: “Vorming van en onderwijs aan kinderen, met speciale aandacht voor vergeten groepen”.

Aanvankelijk konden alleen de zonen van schippers terecht die dan op het gelijknamige Sint Nicolaasinternaat woonden. In het begin van de jaren zeventig werden school en internaat "gemengd", en liet men ook dochters van schippers toe. Wat later werd de school zelfstandig met een eigen bestuur.

In 1985 werd het lager onderwijs veranderd in het zogenaamde basisonderwijs. Toen ook werd het besluit genomen, dat de aparte schippersscholen op den duur moesten verdwijnen.

In 1992 was het dan zover: de schippersschool Sint Nicolaas werd een ‘walschool’ en vanaf die tijd waren kinderen uit de omgeving ook welkom. De school die toen nog 68 schipperskinderen telde, groeide binnen een paar jaar uit tot een basisschool met ruim 250 kinderen, die verdeeld werden  over 10 stamgroepen. Ook werd er een wachtlijst ingevoerd.

In 1992 werd er binnen onze school een start gemaakt met de invoering van het Jenaplanonderwijs. Er werd gekozen voor het Jenaplanonderwijs, omdat dit concept het beste aansloot bij de werkwijze van de school.

In de zomer van 2010 verhuisden de kinderen van het St. Nicolaasinternaat naar een nieuwe locatie aan de overkant van de Waal. Met deze Waalsprong kwam een einde aan 55 jaar samenwerken van school en internaat.

De school kent inmiddels 11 groepen: drie onderbouwgroepen en vier midden- en vier bovenbouwgroepen. Jaarlijks bezoeken ruim 300 kinderen onze school.

Jenaplanonderwijs

  • Ontstaan en groei
  • Achtergronden
  • Uitgangspunten
  • Behoeften
  • Doelstellingen

Ontstaan en groei

Rond de jaren twintig van de vorige eeuw ontstond als reactie op het strenge klassikale onderwijs een stroming die reformpedagogiek genoemd wordt. Bekende reformpedagogen zijn Fröbel, Steiner, Montessori en Freinet.

Ook het Jenaplanonderwijs werd toen ontwikkeld door de Duitse hoogleraar in de pedagogiek Peter Petersen (1884 - 1952). Hij bracht zijn ideeën in praktijk op de experimenteerschool van de universiteit van de Duitse stad Jena. Zijn werk is over de hele wereld een inspiratiebron voor mensen die bezig zijn met onderwijsvernieuwing. Sinds de jaren zestig is het Jenaplanonderwijs opgebloeid en steeds opnieuw vertaald naar de huidige tijd. In 1963 ontstond de eerste Jenaplanschool van Nederland, in Utrecht. Momenteel zijn er ruim 200 Jenaplanscholen.

De bloei van het Jenaplanonderwijs is voor een groot deel te verklaren als een reactie op een

maatschappij die steeds meer op prestatie en consumptie gericht is, wat natuurlijk ook zijn effect heeft op het onderwijs. Binnen het Jenaplanonderwijs vindt men het belangrijk dat de kinderen zich ook sociaal, onderzoekend en creatief ontwikkelen.

Peter Petersen gaat uit van de mens als totaal. Elk mens heeft het recht om zijn eigen identiteit te vormen en het onderwijs moet daarop aansluiten.

In het huidige reguliere onderwijs is overigens ook een tendens waar te nemen, dat men meer tegemoet wil komen aan de individuele behoeften van een kind.

De uitgangspunten en doelstellingen van het Jenaplanconcept leveren duidelijke steun hiervoor.

Streefmodel

De schooljaren van het kind zijn belangrijke jaren. Zijn vorming en ontwikkeling vinden immers voor een groot deel op school plaats. Het kind zit jaren achtereen, duizenden uren op school. Dat legt een zware verantwoordelijkheid op de school, want die periode dient voor het kind zo zinvol mogelijk te zijn.

Maar wat is zinvol? De ene school denkt daar anders over dan de andere en ook binnen

Jenaplanscholen is variatie mogelijk. Het Jenaplanonderwijs vernieuwt steeds opnieuw en past zich aan de schoolpopulatie en de ontwikkeling van de leefomgeving aan. Peter Petersen noemde dit het interpreteerbare streefmodel.

Uitgangspunten

Op een Jenaplanschool staat het kind centraal. De doelstellingen worden voor een deel bepaald door de leerstof, maar ook door de mogelijkheden en interessen van het kind. Er wordt uitgegaan van het feit dat ieder kind anders is, wat als consequentie heeft dat van kinderen niet hetzelfde verlangd kan worden. Er zijn snelle en minder snelle rekenaars en sommige kinderen interesseren zich meer voor techniek dan andere.

Daar heb je in het onderwijs rekening mee te houden.

De laatste jaren wordt er vanuit het landelijke Weer Samen Naar Schoolbeleid steeds gepraat over adaptief en passend onderwijs. Dit is onderwijs waarin men uitgaat van verschillen tussen kinderen. Binnen het Jenaplanonderwijs is dat vanzelfsprekend.

Van het feit dat de kinderen van elkaar verschillen wordt in het Jenaplanonderwijs ook dankbaar gebruik gemaakt. Wij stimuleren ze individueel om hun capaciteiten en interessen te ontwikkelen en ook te benutten om anderen te helpen. Daarom worden ze in stamgroepen geplaatst waar kinderen van ongeveer drie verschillende leeftijden bij elkaar zitten.

In het Jenaplanonderwijs wordt het begrip "leren" ruim opgevat: leren heeft te maken met ervaren en ontmoeten van mensen, dieren, dingen en cultuurgoederen. In deze betekenis vindt leren natuurlijk ook buiten school plaats, met dit verschil dat op school kinderen bij elkaar zitten met een groepsleider die als belangrijkste taak heeft de leergebieden voor kinderen uitnodigend, prikkelend en stimulerend te presenteren.

Het gaat bij Jenaplan om het kind in de leerling, waarbij op school geprobeerd wordt om zó bezig te zijn, dat de kinderen geen afstand ervaren tussen het leren binnen en buiten de school. Onderwijs geven aan kinderen zien wij dan ook als een onderdeel van opvoeden.

Behoeften

Om een kind de kans te geven binnen en buiten de school zichzelf te zijn, zou leren op beide plaatsen op dezelfde manier moeten plaatsvinden. Wij kennen vijf grondbehoeften:

  • de behoefte aan beweging, niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk;
  • de behoefte aan begeleiding, waarbij de opvoeder een gevoel van veiligheid en geborgenheid moet geven;
  • de behoefte aan zelfstandig bezig zijn, op eigen niveau, in eigen tempo en vanuit de eigen belangstelling;
  • de behoefte anderen op te zoeken, samen dingen te ondernemen en verantwoordelijkheid te dragen;
  • de behoefte om zelf iemand te worden en serieus genomen te worden.

Binnen onze school willen we ook aan deze grondbehoeften tegemoetkomen.

Doelstellingen

Met het geven van enkele uitgangspunten en grondbehoeften van het kind zijn we er nog niet. Jenaplanscholen streven ook doelstellingen na die te maken hebben met de manier waarop de stamgroepleider of instructieleerkracht met de kinderen omgaat. Jenaplanscholen streven ernaar kinderen zo op te voeden dat ze niet onverschillig staan tegenover problemen van andere mensen. Sterker nog, ze moeten zich er juist bij betrokken voelen en proberen een constructieve bijdrage te leveren aan de oplossing van die problemen, waarbij ze gebruikmaken van hun eigen capaciteiten. Dat betekent uitgaan van een gelijkwaardigheid van mensen. Er is dan ook geen waardeverschil tussen kinderen onderling, noch tussen groepsleider en kinderen. Om te kunnen komen tot betrokkenheid en gelijkwaardigheid is het belangrijk dat de kinderen leren inzien dat praten met elkaar, luisteren naar elkaar, kortom met elkaar in gesprek treden belangrijk is. In dat gesprek moeten zowel de stamgroepleider als de kinderen leren hun eigen ideeën en handelen ter discussie te stellen.

Een Jenaplanschool is beslist geen antiautoritaire school. Jenaplan wil kinderen leren dat vrijheid alles te maken heeft met begrippen als verantwoordelijkheid, solidariteit en gemeenschappelijkheid, kinderen laten inzien dat je eigen streven naar vrijheid beperkende gevolgen kan hebben voor anderen.